Waar deze titel op slaat, weet ik niet, maar
het was een van de zinnen die mijn vader vaak lachend riep. Ik heb altijd wel iets
gehad met gedichten en kan met mijn ogen dicht spontaan 10 verschillende
Sinterklaas rijmpjes in elkaar zetten. Nu het Nederlands nieuws ons bereikte
dat de dichter des Vaderlands Gerrit Komrij is gaan hemelen, werd hij amper een
week later gevolgd door een dichter van een ander allooi; Ruther Kopland. Van
zijn gedichten vind ik de teksten wel mooi, maar voor mijn gevoel is het geen
gedicht, omdat een gedicht uiteindelijk wel moet rijmen. ‘Toen de nacht een
geheim was, dat met de nacht verdween.’ Tsja, ik kan er niets mee. Liever heb
ik dan de sonnetten van William Shakespeare, dat ging nog ergens over en had
ook een rijmschema. Daarom, een primeur voor mijzelf en ook voor de lezer aan
de andere kant van het beeldscherm; mijn eerste sonnet. Over de camping. Ahum.
Gedicht: Het Camping leven
Overal om mij heen zie ik rechtlijnig
afgebakende vakjes
Die omringd door oleanders de illusie van
vrijheid geven
Het menselijk verlangen is groot naar dit mooie
campingleven
Men huppelt tegen beter weten in rond in
strakke pakjes
De eerste nacht is een nacht om nooit meer te
vergeten
Boomwortels drukken stiekem door je luchtbed
heen
verplaatsen subtiel de wervels van je top tot aan
je teen
De ochtendstond is dan ook gevuld met
kreunende kreten
Slaperig poepend op een rij staar ik naar de
bruine voegen
En luister geboeid naar het gereutel in de pot
hiernaast
Ik ben klaar, stap naar buiten, zie een vrouw
maar geef geen sjoege
In het bijzijn van mezelf herontdekte ik hier mijn
innerlijke rust
Toch, na zeven gebroken nachten maar ook acht
geweldige dagen
kan ik niet wachten tot ik thuis ben en jij
mij weer zachtjes wakker kust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten